Eindelijk komen ze bij het water.
“Waar zijn die blokjes van jou nou eigenlijk”, vraagt Flapje.
“Vlak bij, daar bij die boom. Iemand moet ze verloren zijn”.
En ja hoor, daar ligt een hele berg kleine blokjes, wat eigenlijk vierkante steentjes zijn, maar dat weten Flap en Flop natuurlijk niet.
“Oh” zucht Flap, “wat mooi”.
Ze beginnen de blokken op elkaar te leggen. Het wordt al een hele toren.
Als ze moe zijn rusten ze samen uit, met hun rug tegen de toren. Maar wat is dat? De toren begint te kantelen en valt dan plotseling om. Alle blokken vallen weer van elkaar af
“Ons mooie huis”, jammert Flap. “Nu moeten we helemaal opnieuw beginnen”.
“We moeten de blokken aan elkaar vast maken”, zegt Flopt. En ze beginnen opnieuw.
Ze doen blubber uit het water tussen de blokken, zodat ze aan elkaar vast komen te zitten.
Naast de eerste toren bouwen ze er een tweede tegen aan. De blokken zitten stevig aan elkaar vast. En weer moeten ze even uitrusten. Flap leunt tegen de eerste toren en Flop tegen de tweede. En dan .. KLAPBOEM, vallen allebei de torens om. De blokken zitten nog wel óp elkaar, maat niet tégen elkaar.
Flop en Flap zijn heel verdrietig.
Ze gaan slapen in een holletje onder een boom en hopen dat het de volgende dag beter zal gaan.
Als ze wakker worden schijnt de zon precies in het holletje onder de boom
“Ik denk dat het toch beter is dat we Wieltje vragen ons te helpen.
Misschien weet hij wel waarom onze muren steeds omvallen”, zucht Flop.
Flap knikt en ze gaan op pad, terug naar het paddenstoelendorp.
“Hé, is jullie huis nu al af?”vraagt Wieltje als ze bij
hem aankomen.
Flap en Flop vertellen hem van hun omvallende muren.
Wieltje denkt na. Hij denkt en denkt en denkt. En ineens begint hij te knikken.
“Ik denk dat ik wel weet hoe dat komt. Bij de mensen bouwen ze geen
torens van stenen óp elkaar, maar maken ze eerst een rij van stenen
náást elkaar en daarboven op komt dan een nieuwe rij, maar de
stenen van die rij liggen niet precies op de stenen van de onderste rij.”
Flap en Flop snappen er niets van.
“Kun je niet meekomen om het voor te doen?” vraagt Flap, “anders
komt ons huis nooit af”.
“Ja" zegt Wieltje, “ ik ga met jullie mee om te helpen.”
Met zijn drieën gaan ze op pad, naar de rivier.
En dan laat Wieltje zien hoe je muren moet bouwen die niét omvallen.
Ze werken hard door en al snel hebben ze 4 muren aan elkaar gebouwd.
“Waar is Flap eigenlijk?”vraagt Wieltje na een poosje.
“Ik ben hier”, horen ze Flap roepen, “in ons huis”.
“Kom dan naar buiten om te zien hoe mooi het is”.
“Dat kan niet”, zegt Flap met een zacht stemmetje.
“Waarom niet?”
“We zijn de deur vergeten!”
Flop en Wieltje kijken elkaar beteuterd aan. Ze moeten allemaal lachen om
hun domme fout en dan beginnen Wieltje en Flop te hakken. Dat valt niet mee,
want het zijn stevige muren geworden. Maar eindelijk hebben ze een gat gemaakt
waardoor Flap weer naar buiten kan.
Ze maken een deur van een stukje boomschors en een dak van takken en mos en
dan is het huis klaar. Die nacht slapen de drie kabouters voor het eerst in
een echt huis. Morgen zullen ze alle kabouters uit het paddenstoelendorp vragen
om naar hun nieuwe huis te komen kijken.