Als alle kabouters met hun karretjes weer zijn vertrokken
naar het paddenstoeldorp, blijven Flop en Flap tevreden achter in hun nieuwe
huis.
“Het lijkt me wel gezellig als ze allemaal hier komen wonen. Een paar
huisjes kan nog naast het onze worden gebouwd en de rest aan de overkant van
de rivier.
“Ik hoop dat Plens en Plons bedenken hoe we de rivier over kunnen steken”zegt
Flap en dan gaan ze slapen.
De volgende dag komen Wieltje, Plens en Plons al vroeg aanrijden in hun karretje.
Ze hebben een paar lange stukken touw bij zich.
Na lang overleggen binden de kabouters het ene eind van het touw aan een boomstammetje
en dan is het zo ver: Plons springt met het andere eind van het touw in het
water en zwemt razendsnel naar de overkant. Daar bindt hij het andere eind van
het touw ook aan een boomstammetje vast.
“Klaar”roept hij naar de anderen. “Kom maar hier naartoe.
Je gaat gewoon met twee handen aan het touw hangen en dan kun je aan je handen
naar de overkant”.
Flap. Flop en Wieltje kijken elkaar verbaasd aan. Plens en Plons zijn de enige
twee kabouters die kunnen zwemmen. Alle andere kabouters zijn een beetje bang
voor water.
“Dat durven we niet”roepen ze terug.
“Goed, dan maken we nog een touw vast”. En naast het eerste touw
maken ze op dezelfde manier een tweede touw over het water. “Nu kunnen
jullie je aan twee touwen vasthouden”. Maar ook dat durven de kabouters
niet.
“Als we nou eens iets maken, waar we op kunnen staan. Dan kunnen we dat
ding langs een touw naar de overkant trekken zonder nat te worden”roept
Wieltje.
Dat lijkt een goed idee. Ze proberen het eerst met een kastanjedop, Dat lukt
wel, maar hij is maar net groot genoeg voor één kabouter en één
huizenblokje.
“Laten we in het bos naar iets groters gaan zoeken”zegt Flop. Ze
verspreiden zich en na een poosje horen ze Flap roepen: “kom eens helpen.
Ik heb iets gevonden.”
En Flap heeft zeker iets gevonden. Een plankje waar wel 5 kabouters en een heleboel
steentjes op kunnen. Maar het plankje is veel te zwaar om naar de rivier te
slepen.
“Ik weet wat” zegt Wieltje. We duwen er twee karretjes onder en
rijden de plank naar de rivier”.
Zo gezegd, zo gedaan. Eindelijk ligt de plank tussen de twee touwen in de rivier.
Maar o jee, hij begint weg te drijven. Op het laatste moment weet Wieltje er
nog een touw aan vast te maken, zodat ze het vlot (want dat is het geworden)
aan de kant kunnen vastbinden.
Even later trekken ze met zijn allen het eerste vlot vol steentjes naar de overkant.
Het is ze gelukt om de rivier over te steken mét steentjes en zónder
nat te worden!
Maar Wieltje is nog niet tevreden. Hij loop peinzend het bos in en vindt nog
een plankje.
Als ze dat plankje nu eens aan het vlot vastmaken, hoeven ze niet zo ver te
trekken en kunnen er meer blokjes en kabouters in één keer naar
de overkant.
Na een uur hard werken hebben ze de planken aan elkaar vastgemaakt. Ze duwen
het nieuwe, grote vlot de rivier in en kijken verbaasd naar wat er gebeurd is.
Het vlot is lang genoeg om van de ene kant van de rivier naar de nadere kant
te komen. Ze maken de twee kanten van het vlot aan de oevers vast en wat hebben
ze gemaakt: EEN BRUG.
Nu hoeven ze helemaal niet meer aan de touwen te trekken.
“We kunnen nu naar de overkant lopen of rijden met de karretjes”
roept Flop blij.
Voor de veiligheid maken ze de brug ook nog vast aan de touwen die over rivier
zijn gespannen dan kan de bouw van een nieuw kabouterdorp beginnen.
Afhankelijk van de mogelijkheden en de omgeving van de
school kan hier gekozen worden voor het maken van boten en/of bruggen om aan
de overkant van het water te komen.
Maak eerst een inventarisatie van de mogelijkheden om het water over te steken.
Vraag ook naar bruggen in de omgeving en wie er wel eens in een echt schip gevaren
heeft. En hoe groot dat schip dan was. Kon je er ook met de auto op? Of alleen
met een paar mensen?
Laat dan schepen maken van een stukje aluminiumfolie en belast dat met knikkers.
Laat op een ruitjesformulier een vakje kleuren voor elke knikker of steentje.
Hoe zie je snel welke boot het meest kon vervoeren?
Een andere mogelijkheid is het maken van zeilboten van melkkarton of drinkpakjes.
Hoe voorkom je dan dat de boot omslaat als het zeil wind vangt?
Laat de kinderen eerst zelf blazen en zet dan eventueel een ventilator in de
klas. Zorg ervoor dat de ventilator NOOIT in de watertafel kan vallen. Houd
minstens twee meter afstand en zet het snoer vast.
Zeilen kunnen eenvoudig gemaakt worden van vuilniszak en sateprikkers.
Bruggen.
Verzamel van tevoren foto’s of tekeningen van bruggen. Onderzoek of
schepen er onderdoor kunnen varen of dat de brug kan bewegen. Bekijk welke
brug uit de omgeving lijkt op de brug van de foto. Is het een vaste of een
beweegbare brug? Kan de brug draaien of is het een vlotbrug of een hangbrug?
Laat dan bruggen tekenen/ontwerpen en bouwen over een strook blauw papier
op de grond met kleine blokken. Of laat met grote blokken bruggen bouwen tussen
twee matten op de grond. Je moet er wel met een auto over kunnen rijden of
nog beter zelf kunnen lopen want er zitten haaien of krokodillen in het water.
Hoe moet dat nu met de schepen die er ook langs willen?